Afrikaanse kunst

Figuur van het moederschap Bakongo/Sundi (N° 21763)

Ex-Belgische Afrikaanse kunstcollectie
Beeldje dat de stamvader van de clan symboliseert, gezeten op een schildpad. De Kakongo (zing: Bakongo) maakten gebruik van dit type beeldhouwwerk om in contact te komen met hun voorouders. De voorstellingen worden vaak geassocieerd met spreekwoorden of gezegden die alleen bekend zijn bij ingewijden. De schildpad zou in dit geval geassocieerd kunnen worden met een embleem van de clan.
Satijn zwarte patina. Geërodeerde onderdelen.
De Vili, Lâri, Sûndi, Woyo, Bembé, Bwende, Yombé en Kôngo vormden de Kôngo-groep, onder leiding van koning ntotela. Hun koninkrijk bereikte zijn hoogtepunt in de 16e eeuw met de handel in ivoor, koper en de slavenhandel. De Bakongo leven aan de kust van de Atlantische Oceaan, tussen Zaïre en de Republiek Congo. In dezelfde overtuigingen en tradities produceerden ze een beeldhouwwerk voorzien van een gecodificeerd gebaar in relatie tot hun visie op de wereld. Bij de Kongo was de nganga verantwoordelijk voor rituelen door een spirituele kracht te activeren met een nkondi (mv. Nkissi). De term nkisi werd toen gebruikt om de begrippen "heilig" of "goddelijk" aan te duiden. ref. : "Kunst en Kongo's" M.L. Félix